Rb, deelgeschil: verzoek om deskundigenberichten afgewezen, nu deze niet leiden tot verdere onderhandelingen

Samenvatting:

Verzoek om verzekeringsgeneeskundig-, arbeidsdeskundig-en psychiatrisch deskundigenbericht en voorschot. De kantonrechter overweegt dat op zichzelf het verzoek tot het houden van een deskundigenbericht kan worden beoordeeld in een deelgeschilprocedure. Door verzekeraar is echter gemotiveerd gesteld dat benadeelde ook zonder ongeval werkloos zou zijn geworden, omdat zijn contract afliep. Naar het oordeel van de kantonrechter is door benadeelde, wat er verder zij van de gegrondheid van het verweer van verzekeraar, onvoldoende onderbouwd waarom het door deskundigen nader laten
vaststellen van zijn beperkingen en arbeidsmogelijkheden zal leiden tot nadere onderhandelingen verzekeraar. Verzoek afgewezen. Kosten deelgeschil vastgesteld op € 2.076,63, maar afgewezen.


Volledige uitspraak:

Beschikking

RECHTBANK ARNHEM

burgerlijk recht, sector kanton

Locatie Arnhem

zaakgegevens   783119 AZVERZ 11-7086 340392

uitspraak van    14 juni 2012

beschikking

in de zaak van

[Benadeelde]

wonende te [woonplaats] (Duitsland) verzoekende partij

gemachtigde mr. S.S. Rijpma

toevoegingsnummer 2EE5184

tegen

1.

de naamloze vennootschap HDI-Gerling Verzekeringen N.V.

gevestigd te Rotterdam

2.

de besloten vennootschap Compaxo Vlees Zevenaar B.V.

gevestigd te Zevenaar

verwerende partijen

gemachtigde mr. R. Gruben

Partijen worden hierna [benadeelde], HD1 en Compaxo genoemd.

1.            De procedure

1.1.         Het verloop van de procedure blijkt uit:

het verzoekschrift met producties

het verweerschrift met producties

de brief met een bijlage van mr. Rijpma van 24 november 2011

de brief met bijlagen van mr. Rijpma van 6 december 2011

de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 7 december 2011,

waaraan gehecht de pleitnotitie met producties van mr. Rijpma.

1.2.         Na de mondelinge behandeling is de procedure aangehouden teneinde partijen in de

gelegenheid te stellen de zaak alsnog in der minne af te wikkelen. Op 20 maart 2012 heeft

mr. Rijpma verzocht een nieuwe mondelinge behandeling te bepalen, mr. Gruben heeft zich

daar namens HDI tegen verzet.

 

1.3.         Geoordeeld is, zoals aan partijen medegedeeld in de brief van 3 april 2012, dat geen termen aanwezig zijn voor de bepaling van een tweede mondelinge behandeling. Partijen zijn wel in de gelegenheid gesteld eenstemmig te verzoeken de zaak opnieuw aan te houden.

1.4.         Mr. Gruben heeft, op 7 mei 2012, bericht niet in te stemmen met een nadere aanhouding. Derhalve is bepaald dat heden beschikking wordt gewezen.

2.            De feiten

2.1.         [benadeelde] was als slachter werkzaam bij Compaxo Vlees Zevenaar B.V. (hierna: ‘Compaxo’).

2.2.         Op 14 mei 2008 is [benadeelde] een arbeidsongeval overkomen. Bij slachtwerkzaamheden heeft hij een mes in zijn linkeronderarm gestoken.

2.3.         [benadeelde] is nadien tot begin juni 2008 met ziekteverlof geweest. Nadien is [benadeelde] werkzaam geweest voor Compaxo.

2.4.         Op 2 december 2008 eindigde de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die tussen [benadeelde] en Compaxo overeengekomen was. Nadien heeft [benadeelde] elders werkzaamheden verricht, onder meer als slachter. Thans werkt hij in Duitsland als leerling- bejaardenverzorger.

2.5.         Compaxo heeft een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (AVB) bij HDI. In een e-mailbericht van 20 maart 2009 aan de toenmalige gemachtigde van [benadeelde] heeft HDI erkend dat Compaxo aansprakelijk is voor het [benadeelde] overkomen arbeidsongeval. HDI heeft Schaderegelingsbureau Cordaet (hierna: ‘Cordaet’) opdracht gegeven de schaderegeling ter hand te nemen. Partijen hebben overleg gevoerd over de (wijze van vaststelling van) de schadehoogte alsmede de betaling van voorschotten.

2.6.         In gezamenlijke opdracht van partijen heeft neuroloog T.J. Tacke (hierna: ‘Tacke’) de beperkingen van [benadeelde] vastgesteld in een rapportage van 13 december 2010. Tacke stelt vast dat sprake is van een neurologische eindtoestand en voorts dat sprake is van 12% functieverlies van de gehele persoon.

2.7.         Aan [benadeelde] is door HDI, na tussenkomst van Cordaet, een voorschot onder algemene titel van 6 2.500,00 betaald. Nadien zijn nog aanvullende voorschotten van respectievelijk € 500,00 en € 3.500,00 betaald. Betaling van een nader voorschot van tenminste € 5.000,00 is afgewezen. Uiteindelijk is nog een voorschot van € 1.000,00 betaald, waardoor het totaal aan betaalde voorschotten een bedrag van € 7.500,00 bedraagt. Daarnaast heeft HDI een bedrag van € 6.662,68 terzake van buitengerechtelijke kosten betaald.

3.            Het verzoek en het verweer

3.1.      [benadeelde] verzoekt de kantonrechter HDI en Compaxo hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan hem van een aanvullend voorschot van € 25.000,00 of een door de kantonrechter te bepalen bedrag en voorts de betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 15.874,12 en de werkelijk kosten van deze procedure.

Daarnaast verzoekt [benadeelde] te gelasten dat een verzekeringsgeneeskundig-, arbeidsdeskundig-en psychiatrisch onderzoek van [benadeelde] zal plaatsvinden op kosten van HDI en Compaxo.

3.2.      [benadeelde] onderbouwt het verzoek, kort samengevat, als volgt.

 

[benadeelde] voert aan dat hij blijvend gevoels- en krachtsverlies in zijn linkerhand heeft. [benadeelde] is

linkshandig. [benadeelde] voert aan dat de neuroloog Tacke heeft vastgesteld dat sprake is van

blijvende invaliditeit van 12% van de gehele persoon. Bovendien zijn er psychische klachten

ontstaan bij [benadeelde].

Een verzekeringsgeneeskundige dient de medische beperkingen ten behoeve van een

arbeidsdeskundige vast te stellen. Vervolgens kunnen door die deskundige de

arbeids(on)mogelijkheden van [benadeelde] worden bepaald. Een psychiater dient zijn beperkingen

op psychisch vlak te beoordelen.

In ieder geval zal, gelet op voornoemd invaliditeitspercentage en de omstandigheid dat [benadeelde]

sinds het ongeval een tijdlang werkloos is geweest, de schade voor [benadeelde] aanzienlijk groter

zijn dan het tot op heden door HD1 betaalde voorschot.

De totale schade dient op basis van voornoemde deskundigenrapporten te worden vastgesteld

en, nadien, door HDI te worden vergoed.

3.3.      HDI en Compaxo voeren gemotiveerd verweer.

Primair stellen HDI en Compaxo dat het door [benadeelde] verzochte zich niet leent voor beoordeling in deze procedure. Volgens HDI en Compaxo is onvoldoende gemotiveerd dat de door [benadeelde] verzochte deskundigenberichten voldoende kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Voor het verzoek tot het uitkeren van een aanvullend voorschot geldt dit in het bijzonder.

Voorts is onvoldoende toegelicht wat de meerwaarde van de huidige procedure is ten opzichte van die tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht en is het verzoek ook onvoldoende concreet geformuleerd.

Daarnaast voeren HDI en Compaxo aan dat door [benadeelde] onvoldoende is onderbouwd dat hij meer ongevalsgerelateerde schade heeft dan reeds door HDI is vergoed. Compaxo en HDI wijzen erop dat [benadeelde] na het ongeval op diverse plekken werkzaam is geweest. Uit de oordelen van de tot op heden geraadpleegde deskundigen volgt weliswaar een blijvende invaliditeit van 12%, doch die ziet op de fijne motoriek. Die beperking doet derhalve gezien de door hem doorgaans door [benadeelde] verrichte werkzaamheden niet af aan zijn verdiencapaciteit. Uit het dossier blijkt voorts niets van psychische klachten bij [benadeelde]. HDI en Compaxo concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van [benadeelde], althans afwijzing van het verzoek.

4.            De beoordeling

Bevoegheid

4.1.         Het verzoek richt zich tegen zowel HDI als Compaxo. De kantonrechter is bevoegd voor zover het verzoek zich richt tegen Compaxo, nu dat verzoek is gegrond op artikel 7:658 BW en (dus) betrekkelijk is op de arbeidsovereenkomst die heeft bestaan tussen [benadeelde] en Compaxo. Het tegen HDI gerichte deel van het verzoek is betrekkelijk op de tussen Compaxo en HDI gesloten verzekeringsovereenkomst. De vordering overstijgt het bedrag van € 25.000,00.

4.2.         De kantonrechter acht zich, nu sprake is van subjectieve cumulatie, ook bevoegd om van voornoemd deel van het verzoek dat zich richt tegen HDI kennis te nemen op grond van artikel 94 Rv. lid 2 BW. De samenhang tussen de beide onderdelen van het verzoek, die materieel dezelfde grondslag kennen, verzet zich naar het oordeel van de kantonrechter tegen afzonderlijke behandeling daarvan.

4.3.         De kantonrechter beoordeelt derhalve het verzoek in al zijn onderdelen.

 

Deelgeschil?

4.4.         Beoordeeld dient allereerst te worden of het door [benadeelde] verzochte zich in zijn algemeenheid leent voor beoordeling in deze procedure.

4.5.         Terzake van het verzoek tot het gelasten van de gevraagde deskundigenberichten geldt op dat punt het navolgende. HDI en Compaxo voeren aan dat de deelgeschilprocedure door de wetgever nadrukkelijk is aangemerkt als een extra instrument. Volgens hen is door [benadeelde] onvoldoende toegelicht waarom de beoordeling van dat verzoek in deze procedure aangewezen is boven het reeds bestaande middel van het voorlopige deskundigenbericht. De kantonrechter is van oordeel dat op zichzelf het verzoek tot het houden van een deskundigenbericht kan worden beoordeeld in een deelgeschilprocedure. Het kan voor partijen om tot een vaststellingsovereenkomst te komen dienstig zijn dat gelijktijdig met het verzoek tot het gelasten van een deskundigenbericht over een ander verzoek wordt geoordeeld, zoals in het onderhavige geval het verzoek tot het toewijzen van een nader voorschot. Die mogelijkheid bestaat niet in het verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht. Gelet op de heide procedures kan ook niet zonder meer worden gezegd, en zulks is ook niet gesteld of gebleken, dat de procedure terzake van het verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht met meer waarborgen omkleed zou zijn. Dat is zeker niet het geval wanneer, zoals in de door [benadeelde] aangehaalde jurisprudentie, de procedure van het voorlopig deskundigenbericht wordt gevolgd. De kantonrechter acht het dan ook te formeel om een voldoende concreet en derhalve ‘beoordelingsgereed’ verzoek tot het gelasten van een deskundigenbericht af te wijzen louter omdat het verzoek ook in een andere procedure kan worden beoordeeld.

Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat het verzoek tot het gelasten van een deskundigenbericht zich in zijn algemeenheid kan lenen voor beoordeling in een procedure als de onderhavige.

4.6.         Vervolgens dient te worden beoordeeld of het specifiek door [benadeelde] verzochte zich leent voor beoordeling in de deelgeschilprocedure. Een verzoek dient – kort gezegd -afgewezen te worden indien de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019w jo. 1019z Rv.).

4.7.         Zonder nadere toelichting, die door [benadeelde] niet is gegeven, kan niet worden aangenomen dat in het onderhavige geval toewijzing van verzochte daaraan zal bijdragen.

4.8.         Van belang op dat punt is dat door HDI en Compaxo is gesteld dat hetgeen dat partijen verdeeld houdt naar hun mening niet zozeer gelegen is in de vraag welke klachten [benadeelde] heeft en welke weerslag dat heeft op zijn arbeidsmogelijkheden – zo erkennen zij dat sprake is van blijvende invaliditeit van 12% van de gehele persoon – maar (eerst) of de gestelde werkloosheid van [benadeelde] in causaal verband staat tot zijn beperkingen en dus of [benadeelde] schade lijdt en heeft geleden die (veel) groter dan het reeds door HDI aan voorschotten betaalde bedrag. Dat standpunt hebben HDI en Compaxo, via Cordaet, ook buiten rechte ingenomen zoals bijvoorbeeld in de als productie 1 bij het verweerschrift overgelegde brief van 23 februari 2011 van Cordaet aan de gemachtigde van [benadeelde].

HDI en Compaxo hebben hun stellingen op dit punt concreet onderbouwd door te wijzen op de omstandigheid dat de arbeidsovereenkomst van [benadeelde] bij Compaxo afliep. HDI en Compaxo stellen dat die arbeidsovereenkomst, ook wanneer geen ongeval had plaatsgevonden, niet zou zijn verlengd. Voort hebben HDI en Compaxo gesteld dat [benadeelde] na het ongeval nog op diverse plaatsen heeft gewerkt zonder dat gebleken is dat hij daarbij beperkt of arbeidsongeschikt is geweest. Derhalve is niet gebleken dat de periodes van werkloosheid zijn veroorzaakt door zijn beperkingen en niet, onder meer, door de beperkte beheersing van de Nederlandse (en Duitse) taal en zijn beperkte opleidingsniveau. Ook  

daarom kan volgens HDI en Compaxo niet zonder meer worden aangenomen dat de door [benadeelde] gestelde werkloosheid een gevolg is van zijn beperkingen, mogelijk is te weinig aanbod van de hem geambieerde banen die hij (fysiek) op zichzelf wel kan uitvoeren.

4.9.         Naar het oordeel van de kantonrechter is door [benadeelde], mede in het licht van

voornoemde gemotiveerde betwisting van HDI en Compaxo, wat er verder zij van de

gegrondheid daarvan, onvoldoende onderbouwd waarom het door deskundigen (nader) laten

vaststellen van zijn beperkingen en (arbeids-)mogelijkheden desalniettemin zal leiden tot

nadere onderhandelingen met HDI en Compaxo.

Derhalve is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het gelasten van de door hem gevraagde deskundigenberichten de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (aanzienlijk) dichterbij zal brengen zodat de investering in kosten, tijd en moeite, die wanneer de verzochte berichten zouden worden gelast substantieel zouden zijn, gerechtvaardigd is. Van belang is veeleer, zo volgt uit het vorenstaande, dat een oordeel wordt gegeven over het causaal verband tussen de gestelde schade en het ongeval. Daarop ziet het verzoek echter niet, terwijl [benadeelde] op basis van de buiten rechte gevoerde correspondentie bekend was, althans moest zijn, met deze stellingname van HDI en Compaxo.

4.10.       Bij het vorenstaande komt nog dat de kantonrechter van oordeel is dat van [benadeelde]

mocht worden verwacht dat hij, mede in het licht van de in artikel 1019w jo. 1019z Rv.

gestelde voorwaarden, zijn verzoek tot het gelasten van een deskundigenbericht zo concreet

mogelijk zou motiveren. [benadeelde] verzoekt echter drie deskundigenberichten, zonder voldoende

te concretiseren waarom ieder van de verzochte deskundigenberichten noodzakelijk is. Zo

heeft [benadeelde] niet toegelicht waarom naast de rapportage van Tacke – die na gezamenlijke

opdracht van partijen tot stand gekomen is en waarvan de inhoud door partijen niet betwist

wordt – (ook) een verzekeringsgeneeskundige rapportage nodig is. Het verzoek tot het

gelasten van een psychiatrisch onderzoek is ook nauwelijks toegelicht. Voorts is geen

voorstel gedaan voor de persoon van de deskundigen en de vraagstelling.

Het verzoek tot het gelasten van de deskundigenberichten zoals dat door [benadeelde] is gedaan, leent zich naar het oordeel van de kantonrechter derhalve niet voor beoordeling in deze procedure.

4.11.       Gelet daarop komt de kantonrechter tot het oordeel dat door [benadeelde] onvoldoende is

onderbouwd dat de verschillende onderdelen van het verzoek afzonderlijk of in combinatie

met elkaar kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

Gelet daarop wordt het verzoek in al zijn onderdelen afgewezen.

Proceskosten

4.12.       [benadeelde] heeft verzocht de kosten voor deze procedure te begroten ex artikel 1019aa Rv. Ondanks de afwijzing van het verzoek dient in beginsel op grond van voornoemd artikel begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek. Daarbij dient de rechter de in artikel 6:96 BW besloten liggende dubbele redelijkheidstoets te hanteren: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (Kamerstukken II2007/2008 31518, nummer 3, pagina 12).

4.13.       Naar het oordeel van de kantonrechter is daarvan geen sprake, zodat de kosten kunnen worden begroot. De aan [benadeelde] verleende toevoeging doet daaraan niet af, gelet op de onweersproken stelling van [benadeelde] dat de aan hem verleende toevoeging zal worden ingetrokken wanneer deze kosten worden toegewezen.

 

4.14.    De kantonrechter begrijpt het gestelde in het verzoekschrift sub 32 aldus dat [benadeelde] die kosten stelt op € 2.005,63 (6 uur a€ 265,00 exclusief kantoorkosten en btw). Het gehanteerde uurtarief alsmede het aantal uren komen de kantonrechter niet onredelijk voor, zodat de kosten van [benadeelde] op basis van die elementen kunnen worden begroot, waarbij wordt uitgegaan van 6% kantoorkosten. Aan [benadeelde] is voorts € 71,00 aan vastrecht in rekening gebracht. In totaal worden de kosten derhalve begroot op € 2.076,63 (€ 265,00 + 6% + 19% x 6+ €71,00).

Volledigheidshalve zij opgemerkt dat hiermee geen beslissing of oordeel wordt gegeven op of over de vraag wie deze kosten dient te dragen nu het verzoek op inhoudelijke gronden wordt afgewezen.

5.            De beslissing

De kantonrechter

5.1.         wijst het verzoek af

5.2.         begroot de kosten van de behandeling van het verzoek aan de zijde van [benadeelde] €2.076,63.

Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. B.J. Engberts en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2012.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey