Rb, deelgeschil: persoonlijk onderzoek gerechtvaardigd

Samenvatting:

Over benadeelde kwamen via het ‘Informatieknooppunt’ van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid anonieme meldingen binnen bij verzekeraar. Eerst raadpleegde verzekeraar sociale media, wat haar vrij stond, of de meldingen enig waarheidsgehalte hadden. Benadeelde afficheerde zich als ‘Casino at Pokerhuis’. De medisch deskundige stelde een discrepantie tussen de ernst van de klachten en de objectiveerbare bevindingen vast. Dat was voldoende rechtvaardiging op grond van de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek om het persoonlijk onderzoek in te stellen zoals gedaan. Het vragen van (nadere) medewerking van benadeelde zelf had geen zin.

Datum publicatie: 02-07-2014
Rechtsgebieden: Civiel recht
Bijzondere kenmerken: Bodemzaak; Eerste aanleg – enkelvoudig; Op tegenspraak
Inhoudsindicatie: Op grond van de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek kon een persoonlijk onderzoek worden ingesteld. De rechtbank is voorts met Achmea van oordeel dat, mede gelet op het grote financiële belang en de ernst van de aantijgingen, de gekozen methode (geheime observatie vanaf de openbare weg) daarvoor geoorloofd en aangewezen was. Naar het oordeel van de rechtbank had het vragen van (nadere) medewerking van X zelf geen zin. Bij de aard van de fraude waarvan X werd verdacht – het voorwenden van lichamelijke klachten – laat zich lastig een andere vorm van controle indenken dan geheime observatie.
Vindplaatsen: Rechtspraak.nl

Uitspraak
beschikking
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Alkmaar
JR/AB
zaaknummer / rekestnummer: C/14/152086 / HA RK 14-10

Beschikking van 26 juni 2014

in de zaak van
X,
wonende te Zwaag,
verzoeker,
advocaat mr. E.F. Klungers te Alkmaar

tegen
naamloze vennootschap ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
verweerster,
advocaat mr. E.P. Ceulen te Arnhem.

Partijen zullen hierna X en Achmea genoemd worden.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• – het verzoekschrift
• – het verweerschrift
• – de nagezonden producties van X
• – de nagezonden productie van Achmea
• – de mondelinge behandeling. Hierbij zijn verschenen: verzoeker in persoon, vergezeld van zijn vriendin en bijgestaan door mr. Klungers voornoemd, alsmede namens Achmea de heer H. van den Hatert (coördinator fraudebeheersing letselschadeafdeling), de heer H. Zijlstra (letselschadebehandelaar) en mr. Ceulen voornoemd
• – De door mr. Klungers ter zitting overgelegde en voorgelezen pleitnotities.

1.2. Ten slotte is een datum voor beschikking bepaald.

2 De feiten

2.1. Op 18 maart 2010 is X het slachtoffer geworden van een auto-ongeval.

2.2. Achmea heeft, als WAM-verzekeraar, aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.

2.3. Op 16 augustus 2010 is X poliklinisch onderzocht. Het rapport van dr. F.F. Cox, de medisch adviseur van X, vermeldt daarover onder meer:
“Er is sprake van rugpijn met een afwijkende houding. Conservatieve therapie gaf geen verbetering. Bij onderzoek wordt een sterk antalgisch looppatroon (een looppatroon om de pijn minder te voelen, Rb), een verstrekte thoracale kyfose (bolle rug, Rb), een gefixeerde lumbale wervelkolom, bifasisch opkomen (in twee fasen omhoogkomen, Rb), drukpijn over de paravertebrale (naast de ruggenwervels gelegen, Rb) musculatuur en verminderde sensibiliteit van het linker bovenbeen gevonden. Een MRI-scan liet geen aanwijzingen voor actieve posttraumatische pathologie zien. Hij concludeert tot sterk invaliderende posttraumatische pijnklachten van met name de thoracale wervelkolom. Gezien de dreigende chroniciteit en bewegingsfobie heeft de orthopeed hem verwezen naar de revalidatiearts.”

2.4. Wegens het ontbreken van een objectief medische verklaring voor de ernstige klachten van X, hebben partijen besloten tot orthopedische en psychiatrische expertise. X is in dat kader op 1 november 2011 onderzocht door dr. D.F.P. van Deurzen, orthopedisch chirurg. In een conceptrapportage van 23 december 2011 schrijft deze onder meer: “Betrokken ervaart permanent nekpijn, deze is laag in de nek gelokaliseerd. (…) Bij bewegen van de nek voelt hij het soms kraken. Daarnaast ervaart hij een bewegingsbeperking. Betrokkene ervaart pijn tussen de schouderbladen met uitstraling naar de schouderbladen. (…) Tijdens lopen ervaart betrokkene pijn onder in de rug. Bij staan ervaart hij pijnklachten boven in rug. Betrokkene moet krom staan om een pijnloze houding te vinden. Bij diep inademen ervaart hij pijn in de ribben aan de linker zijde. (…) Vanwege de pijn tussen zijn schouderbladen ervaart betrokkene een hefbeperking van beide armen.
Betrokkene heeft wisselend last van het door het linker been zakken. Er treden geen zwelling, slotklachten of pijnklachten op van de linkerknie. (…) Volgens betrokkene is er geen enkel gevoel in het linker bovenbeen, er zou dus zo met een mes ingestoken kunnen worden.”
Bij de ‘Samenvatting en Conclusie’ schrijft Van Deurzen onder meer: “Aanvullend onderzoek na het ongeval liet de verdenking op een gering letsel van het wervelniveau T10 en T11 zien. MRI onderzoek van de wervelkolom, 5 maanden later, liet in het geheel geen aanwijzingen zien voor posttraumatische afwijkingen op deze niveaus. Overig röntgenonderzoek van de wervelkolom, bekken en benen liet eveneens geen afwijkingen zien.”,
Onder het kopje ; Consistentie’ schrijft Van Deurzen onder meer: “Er is een discrepantie tussen de ernst van de klachten zoals betrokkene aangeeft en de objectiveerbare bevindingen bij lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek.
(…) Ten aanzien van de instabiliteit van zijn linker been reflecteerde ik de bevindingen dat er geen sprake was van spierzwakte dan wel instabiliteit in de knie en er derhalve geen reden zou zijn waarom hij door zijn linker been zou kunnen zakken. Dit accepteerde betrokkene schouderophalend.”

2.5. Op 5 maart en 2 april 2012 is via het ‘Informatieknooppunt’ van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een anonieme melding van ‘Meld Misdaad Anoniem’ bij Achmea een tweetal meldingen binnengekomen. De eerste melding luidde:
“Titel: fraude met arbeidsongeschiktheid
Dhr. X, Adres (postcode) in Z. is afgekeurd en ontvangt een WAO uitkering. Hij werkt echter dagelijks in en rondom zijn woning, incl. zware klussen. Hij is afgekeurd vanwege rugklachten.”
De tweede melding luidde:
“Titel: fraude met arbeidsongeschiktheid, fraude met volksv
R. X, Adres (postcode) in Z. heeft een WAO uitkering. Elk weekend organiseert hij illegale pokeravonden op zijn adres. De opbrengsten (gemiddeld 300 euro per avond) geeft hij niet op aan de belasting en uitkeringsinstantie.”

2.6. In een brief van 14 mei 2012 aan de medisch adviseur van Achmea schrijft Van Deurzen:
“Bij heroverweging van de samenvatting en conclusie kan ik niet anders dan concluderen dat het ongeval geen aanleiding heeft gegeven tot objectiveerbare traumatische afwijkingen op basis waarvan de door betrokkene gerapporteerde klachten en beperkingen kunnen worden teruggevoerd.”
2.7. Op 1 mei 2012 is X psychiatrisch onderzocht door dr. J.A.H. Koelen, arts en psychotherapeut. Koelen heeft op 16 mei 2012 gerapporteerd.
2.8. Op 9, 11, 17, 19 oktober, 23 november 2012, en 8 en 15 februari 2013 heeft door Interseco B.V. in opdracht van Achmea een geheim observatie-onderzoek (een persoonlijk onderzoek) plaatsgevonden naar de bewegingen van X, waarvan video-opnamen zijn gemaakt.
2.9. Op 9 april 2013 heeft een huisbezoek plaatsgevonden bij X door de heer B. Holdijk, schaderegelaar bij Achmea. In de rapportage van dit bezoek schrijft Holdijk onder meer het volgende: “Betrokkene kent geen goede en slechte dagen, alle dagen zijn hetzelfde (slecht). Het is dus niet zo aldus betrokkene dat hij de ene dag meer kan doen dan op een andere dag. Een goede dag omschrijft betrokkene als, ‘als ik een keer goed geslapen heb’. Ook geeft hij aan, ‘als ik 3 keer achter elkaar de trap op en af moet dan ben ik de volgende dag stuk’.” (…)
“Ik ben globaal door het medisch advies heengelopen voor wat betreft het rapport van dokter Koelen. Hierin wordt ook aangegeven dat betrokkene geen auto meer rijdt en dat hij verder ook niet meer reist. Betrokkene vertelt dat hij sinds het ongeval nog geen kilometer zelf gereden heeft in een auto. (…) Onlangs is hij voor het eerst weer een keer mee geweest in de auto bij partner om in Den Ilp naar de tandarts te gaan. De tandarts wilde hem anders uitschrijven. Dit om even te illustreren dat betrokkene volledig afhankelijk is van zijn partner voor wat betreft de mobiliteit. (…) Ook geeft betrokkene aan dat hij na het ongeval nog maar 2 vrienden heeft overgehouden. Zelf komt hij ook nergens, zit de hele dag thuis. Partner gaat regelmatig even ‘uurtje’ weg omdat er anders teveel spanningen ontstaan.”
(…)
“Bij binnenkomst zit betrokkene op de bank met rechts naast zich een kruk. Als ik vraag naar het gebruik van de kruk, geeft betrokkene aan dat hij ook in de kamer de kruk gebruikt en wanneer hij de kruk niet gebruikt, hij dan vanaf de bank tot de keuken zich vast moet pakken aan bank, barretje et cetera. Dit heeft aldus betrokkene te maken met zijn linkerbovenbeen waar hij (zonder ondersteuning) doorheen zakt.”
2.10. Achmea heeft op 18 april 2013 mr. Klungers bij e-mail op de hoogte gesteld van het persoonlijk onderzoek en dat de uitkomsten hiervan sterk afwijken van de bevindingen van Holdijk. Achmea verzoekt hierover een gesprek ten kantore van mr. Klungers. Dit gesprek heeft 6 mei 2013 plaatsgevonden.
2.11. Bij brief van 5 juni 2013 heeft mr. Klungers aan Achmea – onder meer – het volgende bericht:
“Ik heb op 13 mei 2013 op mijn kantoor indringend met cliënt en zijn partner gesproken over de resultaten van het onderzoek en zijn verklaringen, onder meer tijdens het laatste bezoek met de schaderegelaar de heer Holdijk op 9 april 2013. Als bijlage treft u een e-mail aan waarin cliënt een verklaring geeft en een toelichting op de kennelijke discrepantie tussen de bevindingen van Achmea en zijn eigen verklaring. Het komt erop neer dat cliënt toegeeft de vragen van de heer Holdijk niet allemaal eerlijk te hebben beantwoord. De reden daarvan is dat hij bang was niet serieus te worden genomen. Het gaat echter om details.”
Waarna mr. Klungers puntsgewijs beschrijft op welke wijze de mededelingen van X aan Holdijk toch passen in het verslag van het persoonlijk onderzoek.

2.12. Achmea heeft de verdere bevoorschotting aan X gestaakt. Tot dat moment was in totaal een bedrag van € 70.000,00 betaald aan voorschotten.

3 Het deelgeschil

3.1. X verzoekt de rechtbank bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren:
• – dat het feitenonderzoek en het observatieonderzoek, dat in opdracht van Achmea is uitgevoerd, onrechtmatig tot stand is gekomen, althans dat de uitkomsten van deze onderzoeken buiten beschouwing moeten blijven bij de verdere beoordeling;
• – dat de klachten en beperkingen, zoals deze zijn beschreven door de deskundigen Van Deurzen en Koelen, causaal gerelateerd zijn aan het ongeval waardoor Achmea de aansprakelijkheid heeft erkend;
• – dat Achmea de schade die X lijdt en nog zal lijden als gevolg van het ongeval van 18 maart 2010 aan X dient te vergoeden;
• – alsmede Achmea te veroordelen in de kosten van het deelgeschil.

3.2. Aan dit verzoek legt X – kort samengevat – ten grondslag dat het in opdracht van Achmea door Interseco B.V. verrichte persoonlijk onderzoek onrechtmatig is. Volgens X mocht Achmea op grond van de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek niet besluiten tot het instellen van een persoonlijk onderzoek. Er was geen sprake van een situatie waarin het feitenonderzoek geen of onvoldoende uitsluitsel gaf over de feiten en omstandigheden en evenmin was sprake van een situatie waarin gerede twijfel was ontstaan over de juistheid of volledigheid van de feiten en omstandigheden die uit het feitenonderzoek naar voren zijn gekomen. Achmea heeft geen zorgvuldige belangenafweging gemaakt en evenmin de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht genomen.

3.3. Achmea voert gemotiveerd verweer.

3.4. Op de standpunten van partijen zal de rechtbank hierna indien en voor zover nodig nader ingaan.

4 De beoordeling

4.1. Een deelgeschil is een geschil tussen partijen waarbij een persoon een ander aansprakelijk houdt voor de schade die hij of zij lijdt door dood of letsel, omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering. De deelgeschilprocedure is dus bedoeld voor de situatie waarin partijen in het buitengerechtelijke onderhandelingstraject stuiten op geschilpunten die de algehele buitengerechtelijke afwikkeling belemmeren. Partijen vragen in een deelgeschilprocedure de rechter om op die geschilpunten te beslissen, zodat zij vervolgens verder kunnen met de buitengerechtelijke onderhandelingen met als doel het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. Gelet daarop dient de rechtbank te beoordelen of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure dan wel, indien dat niet het geval is, of het verzoek moet worden afgewezen.

4.2. Het verzoek van X valt op zichzelf binnen de omschrijving van artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Kern van het geschil is de vraag of de inhoud en de conclusie van het door Achmea uitgevoerde persoonlijk onderzoek bij de (verdere) schadeafwikkeling mag worden betrokken. Hierover kan de rechtbank in deze zaak een uitspraak doen. De stelling van Achmea dat zij, gelet op de uitkomsten van het persoonlijk onderzoek niet meer met X wenst te onderhandelen maakt dit niet anders. Anders kan een partij steeds aanvoeren dat een zaak zich niet leent voor behandeling in de deelgeschilprocedure stellende dat zij ondanks de rechterlijke uitspraak in een deelgeschilprocedure geenszins van plan is verder te onderhandelen. Daarmee zou de strekking van de deelgeschilprocedure onderuit worden gehaald.

4.3. De rechtbank zal het eerste verzoek afwijzen. Zij overweegt daartoe als volgt. De zaak betreft er een waarin een forse schadevergoeding van Achmea wordt gevraagd – X begroot zijn schade op minimaal € 460.994,95. Deze schadevergoeding wordt gevraagd voor klachten die niet alleen medisch niet objectiveerbaar zijn, maar ook in sommige opzichten onlogisch zijn. De rechtbank wijst ter zake bijvoorbeeld op de verklaring van Van Deurzen (onder 2.4) omtrent de gestelde zwakte in het linkerbeen van X, die de arts niet kan plaatsen. Voorts ontving Achmea anonieme meldingen dat X zijn klachten zou overdrijven. Achmea is daarop niet voetstoots overgegaan tot het instellen van een persoonlijk onderzoek. Eerst heeft Achmea door middel van het raadplegen van sociale media, wat Achmea vrij stond, gekeken of de meldingen enig waarheidsgehalte hadden. Daarop trof Achmea een LinkedIn account van X waarop hij zich afficheert als ‘Casino at Pokerhuis’. Nu hierdoor de anonieme meldingen niet op voorhand van iedere betekenis ontbloot bleken, heeft dit enkele feit bij Achmea gerede twijfel kunnen doen ontstaan over de juistheid van het feitenonderzoek. Daaraan doet de stelling van X dat hij dit account had aangemaakt in samenspraak met het UWV niet af.

4.4. Op grond van het voorgaande kon op grond van de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek een persoonlijk onderzoek worden ingesteld. De rechtbank is voorts met Achmea van oordeel dat, mede gelet op het grote financiële belang en de ernst van de aantijgingen, de gekozen methode (geheime observatie vanaf de openbare weg) daarvoor geoorloofd en aangewezen was. Naar het oordeel van de rechtbank had het vragen van (nadere) medewerking van X zelf geen zin. Bij de aard van de fraude waarvan X werd verdacht – het voorwenden van lichamelijke klachten – laat zich lastig een andere vorm van controle indenken dan geheime observatie. Daarbij is voorts gesteld noch gebleken dat de duur of aard van de geheime observaties de eisen van proportionaliteit te boven gingen.

4.5. Ook het tweede verzoek wordt afgewezen. Tegenover Holdijk heeft X verklaard dat hij zich nauwelijks kon bewegen. Hij kon slechts met een kruk lopen. Zonder kruk moest hij zich van meubelstuk naar meubelstuk door de kamer steunen, daarbij vrezend dat hij door zijn linkerbeen zou zakken. Desgevraagd heeft hij voorts verklaard dat hij geen ‘goeie dagen’ had en niet meer auto durfde rijden. De videobeelden die op genoemde dagen door Interseco B.V. zijn gemaakt (en die in deze procedure zijn overgelegd), zijn hier mee in tegenspraak. X laat zijn hond(en) uit; hij rijdt auto en hij laadt de achterbak van de auto uit. De rechtbank constateert bij het bekijken van de beelden dat deze bewegingen X geen enkele moeite lijken te kosten. Al zijn bewegingen (ook die van zijn hoofd) zijn vlot, soepel en niet in actieradius beperkt. Daarbij worden linker- en rechterbeen gelijk belast en wordt er geen kruk gebruikt. Er is, kort gezegd, geen enkel verschil zichtbaar tussen de bewegingen van X en die van een gezond persoon.
In het licht hiervan kan de rechtbank X niet volgen in zijn verzoek te verklaren voor recht dat de beperkingen die hij bij Van Deurzen en Koelen heeft gepresenteerd, causaal zijn aan het ongeval van 18 maart 2010.

4.6. Het derde verzoek zal onder verwijzing naar art. 3:303 van het Burgerlijk Wetboek wegens gebrek aan belang worden afgewezen, nu tussen partijen niet in geschil is dat Achmea aansprakelijk is voor de door het ongeval door X geleden schade.

4.7. De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet wordt toegewezen. Bij de begroting van de kosten dient de rechtbank de redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.

4.8. X maakt aanspraak op een bedrag van € 9909,90 te vermeerderen met het griffierecht.

4.9. De onderhavige zaak betreft naar het oordeel van de rechtbank een voor wat betreft de omvang en complexiteit ervan een redelijk complex deelgeschil. Het bij het verzoekschrift opgegeven aantal 12 uren voor het – kort gezegd – opstellen ervan komt de rechtbank niet onredelijk voor. De 22 uren die worden opgevoerd voor bestuderen verweerschrift; opstellen pleitnota, en mondelinge behandeling zijn daarmee naar het oordeel van de rechtbank echter niet in overeenstemming. De met de opstelling van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak gemoeide, redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW zullen door de rechtbank worden begroot op 20 uren x € 230,00 exclusief BTW en 5% kantoorkosten, derhalve op € 4.600,- exclusief BTW en kantoorkosten, te vermeerderen met het door X betaalde griffierecht van € 282,-.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1. wijst het verzochte af;

5.2. begroot de kosten van dit deelgeschil op € 4.600,00 exclusief BTW en kantoorkosten, te vermeerderen met het griffierecht van € 282,00.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. Reid en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2014.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey